‘Zonder actieve, betrokken bewoners red je het niet’
24 jaar geleden was Freek Salm de eerste Stadsdeelvoorzitter van De Baarsjes. Zijn belangrijkste missie in het pas opgerichte stadsdeel: de openbare orde en veiligheid verbeteren. De buurt was verloederd, er was veel achterstallig onderhoud en nog meer criminaliteit en als er niet snel iets zou veranderen, was het hier helemaal uit de hand gelopen. Net een klusje voor Freek Salm. PvdA’er Salm staat bekend als ‘manager van de rafelranden van de samenleving’ met een kordate aanpak, een doener, iemand die zich niet aan de conventies houdt als hij iets anders beter acht. ‘Zo loyaal als de pest’, omschrijft hij zichzelf. ‘Maar ik confronteer mensen wel met hun onvermogen als de dingen niet goed gaan.’
Voor Jan Eef blikt Freek Salm in dit eerste deel van het interview terug op de roerige beginjaren van Stadsdeel De Baarsjes, dat toen met recht ‘het wilde Westen’ genoemd werd.
Hoe was het hier in de buurt, toen jij in 1990 werd aangesteld als Stadsdeelvoorzitter?
‘De buurt stond er niet best voor. Zeventig tot tachtig procent van de mensen voelde zich onveilig en wilde hier weg. Dat geldt voor de Mercatorbuurt en de Chassébuurt trouwens, in de Postjesbuurt was weinig aan de hand. Hier was niet geïnvesteerd, de woningen waren verloederd en er waren criminele organisaties actief. Iedere dag kwamen zo’n vijfhonderd junks hun dope halen in de Hudsonstraat. Je had er koffiehuizen waar je van alles kon krijgen, behalve koffie. Er was gewoon heel lang geen aandacht geweest voor dit gebied.’
Merkten buurtbewoners dat die drugsproblematiek zo ernstig was?
‘Als er jaarlijks zes of zeven liquidatiedoden vallen in jouw buurtje, zie je dat wel, ja. De Hudsonstraat was toen redelijk onleefbaar. Toen er in één nacht drie Turken werden neergeschoten, dacht ik: hier ga ik iets aan doen. Met een goed team van gemeente, politie en bewoners hebben we er echt een behoorlijke schwung aan gegeven. Het Amsterdamse model, noemde Van Thijn dat.’
Het Amsterdamse model?
‘Aanpakken, erbovenop zitten. We hadden straatacties waarbij we de hele straat eerst in kaart brachten en dan helemaal schoonveegden. We pakten illegale bewoning en prostitutie aan, haalden alle auto’s weg, knapten bankjes en fietsenrekken op en maakten alle rotzooi schoon. Om een voorbeeld te geven: er waaide soms een plastic zak in een boom, en die bleef daar dan jaren hangen. Wij haalden die weg. Eind van de middag stonden mensen met tranen in hun ogen om zich heen te kijken. “Ik wist niet dat mijn straat zo mooi was”, zeiden ze dan.’
‘Op een dag legden we gegevens van alle instanties naast elkaar en gingen kijken: die heeft een nieuwe Mercedes, geen werk, pa en ma hebben ook geen inkomen, en dan wisten we wel hoe laat het was. We hebben eens 22 van die wagens weggehaald. Dat deden we gewoon, zonder ons om privacy te bekommeren. Het was echt pionieren. En handhaving was ook belangrijk. Er kwam een wijkteam van 70 man op het Mercatorplein en op een gegeven moment reed er continu een takelwagen door de wijk om foutparkeerders aan te pakken. Als je het maar blijft doen, gaat het wel werken.’
Hoe had het zo mis kunnen gaan met De Baarsjes?
‘Eind jaren zeventig was het hier redelijk stabiel. De huizen zaten redelijk goed in elkaar en sociaal was het hier ook in orde. Dat was de tijd dat de stadsvernieuwing in de rest van Amsterdam op gang kwam. Midden jaren tachtig sloeg het ineens helemaal om. Toen was het echt niet meer gezellig in de Jan Eef. Je had hier allemaal goedkope woninkjes waar de onderkant van de woningmarkt in kwam, de allochtonen. Zij investeerden niet in de woningen. Uiteindelijk kwamen daar drugsdealers bij die dat ook niet deden. Dat is allemaal zeer verloederend voor je buurt, en daar was geen aandacht voor. Deze wijk viel buiten het stadsvernieuwingsgebied. Toen het budget daarvoor later verhoogd werd, konden we pas echt iets doen.’
De Baarsjes werd hard aangepakt. Wat is het belangrijkste als je een buurt wil optillen?
‘Toen we geld hadden om de huizen op te knappen, konden we hele blokken opkopen en renoveren. Daar konden we echt iets mee veranderen. Veiligheid en onderwijs waren heel belangrijk, maar je moest steeds onthouden: elke operatie van het Stadsdeel, van de gemeente of van de politie gaat uiteindelijk om de mensen. De bewoners zijn essentieel als je een buurt wil aanpakken. Zij maken deel uit van het negatieve proces, dus moet je ze ook deel laten nemen aan het positieve. Zonder actieve bewoners red je het niet. Als ambtenaar of organisatie ben je een passant, maar het is hun wijk en zij zullen er moeten blijven wonen. Neem bijvoorbeeld Joop en Gerrie Sierat van de notenwinkel, dat zijn geweldige mensen. Toen het Mercatorplein jarenlang een bouwput was, hebben zij een notenkraam in Leiden geopend om te kunnen blijven bestaan. En zo zijn er meer mensen die gewoon zijn doorgegaan voor de buurt toen het hier slecht ging. Bert Bastiaans van Werkgroep ’20-’40 bijvoorbeeld, die is blijven strijden voor behoud van de architectuur van de Amsterdamse school. Fantastisch, al was dat voor ons soms ook behoorlijk lastig. Maar dan zie je: de instanties kunnen wel van alles willen, maar het belangrijkste is dat je kijkt naar wat de mensen willen, en naar hoe je die mensen sterk kunt maken.’
Binnenkort in deel 2 van dit gesprek met Freek Salm: hoe gaat het nu met de buurt, en wat zijn de uitdagingen voor de toekomst?
Pingback: Salm in De Baarsjes - Jan Eef