Salm in De Baarsjes
Freek Salm was 24 jaar geleden de eerste stadsdeelvoorzitter van De Baarsjes. In deel 1 van dit gesprek blikte hij terug op de buurt waarin hij werkzaam was. In het tweede deel neemt hij De Baarsjes van nu onder de loep. Wat gaat er goed? En wat zijn de uitdagingen voor de buurt?
Komt u eigenlijk nog vaak in De Baarsjes?
‘Ik woon nu sinds een jaar of drie in Haarlem. In de nadagen van stadsdeel De Baarsjes heb ik hier in de Jan Eef nog met Liesbeth van der Schaar samengewerkt, en heb ik een jaar lang de malafide horeca aangepakt. Nu werk ik er niet meer, maar ik kom nog regelmatig in de straat, vooral bij evenementen. Ik kom naar de lenteconcerten op het Mercatorplein of naar de MercatorMarkt. Ik blijf het wel volgen.’
‘Inmiddels werk ik als zelfstandig ‘manager van de rafelrand’. Toen ik hier weg was heb ik als Wallenmanager gewerkt, en ik ben een tijdlang trouble shooter in de Vluchtkerk geweest. Af en toe belt een burgemeester me nog wel eens voor een noodgeval, maar je hebt een bepaald type bestuurder nodig om iemand zoals ik in te huren. Ik zoek de grens op en ik motiveer andere mensen om hun grenzen op te zoeken. Ambtenaren hebben dat liever niet. Dat is mijn lot.’
Hoe is het om hier nu rond te lopen?
‘Er is veel veranderd, zeker als je het vergelijkt met de jaren ’90. Met z’n allen – stadsdeel, politie en actieve bewoners – kunnen we tevreden terugkijken. Ik ben heel trots op wat hier gebeurd is en moet er voor oppassen dat ik geen dappere dodo-verhalen vertel. Ik was gevraagd om hier namens de PvdA de kar te trekken, maar we hebben het met z’n allen gedaan: de hele organisatie van het stadsdeel opgebouwd, de woningmarkt onder handen genomen, de veiligheid aangepakt. Als ik nu om mee heen kijk, denk ik: het gaat goed met de wijk.’
Wat zijn nu de uitdagingen voor De Baarsjes?
‘Ik word heel treurig van de jongerenproblematiek van de Chassébuurt en de buurten rond het Balboaplein en het Columbusplein. De problemen zijn er nog steeds en de jongeren worden steeds radicaler. Daar maak ik me ernstig zorgen over. Het top-600-project vind ik mooi, maar het is niet genoeg. Er zijn duizenden jongeren in de stad die het niet alleen kunnen, die gedragsproblemen hebben en die hun hele leven begeleid zullen moeten worden. Dat zou moeten beginnen bij opvoedingsondersteuning. Nu kunnen we daar pas iets aan doen als het uit de hand loopt, terwijl we vooraf al weten dat het bij een bepaald percentage van die jongeren fout gaat. De overheid kijkt weg, en daar maak ik me kwaad over. Eigenlijk is dat kindermishandeling. Het moet gruwelijk uit de hand lopen voor je alle handen op elkaar krijgt.’
Hoe kijkt u naar de Jan Eef als winkelstraat?
‘Ik vind het fantastisch wat Geef om de Jan Eef hier doet. Het gaat met vallen en opstaan, maar dat is altijd al zo geweest. Toen ik hier met Liesbeth van der Schaar werkte, ging het ook zo: je hebt alle leegstand gevuld, dan ga je met vakantie, draait je even om en er zijn weer drie ondernemers door hun hoeven gezakt. Je zag het een paar weken geleden ook met die overval op juwelier Jan Eef, in hetzelfde pand waar Fred Hund is overleden. Dan denk je dat je alles op de rit hebt, en: baf. Komt er zoiets. Je bent nooit klaar, dat zie je wel. Ik heb heel veel bewondering voor de mannen van Hombre. Die hebben hun hele winkel verbouwd en zitten op een plek waar je dit type kledingwinkel niet zou verwachten. Ze doen het heel goed. Het is lastig dat er in de Jan Eef ook hobbyzaken zitten: die winkeliers hoeven niet van hun inkomsten uit de winkel te leven omdat hun partner ook een inkomen heeft. Zulke winkels gaan gemakkelijk over de kop. Die ondernemers investeren en innoveren niet.’
Er zijn ook veel nieuwe winkeliers bijgekomen die juist heel ondernemend zijn.
‘Zeker. Er zijn veel jonge, koopkrachtige bewoners in de buurt gekomen, en dat vertaalt zich langzaam in het winkelaanbod. Maar zoiets duurt lang. En je ziet ook dat het winkelgedrag enorm aan het veranderen is. Zelfs ik, als digibeet, koop mijn schoenen soms online. Dat had ik nooit gedacht. Ik vind daarom dat we kritisch moeten zijn, de winkels moeten centreren, en de rest van de winkelpanden tot woningen moeten ombouwen. We kunnen wel proberen alles overeind te houden, maar ik denk dat de hoeveelheid winkels in de hele stad gehalveerd kan worden. Maak van de rest mooie woningen met een achtertuin, dat is toch fantastisch? In het algemeen zou ik ook oprecht zeggen: het gaat goed met de straat, en ook met de wijk.’
Zou u weer in de buurt willen wonen?
Met een knipoog: ‘Ik moet volgend jaar verhuizen. Ik zal eens kijken of ik niet een leuk woninkje op de Jan Eef kan vinden!’
Altijd goed verhaal van Freek Salm. Interessante visie ook op hobbywinkeliers met partners met een inkomen. Moet daar op getoetst gaan worden?
Tip voor Freek: de zuidtoren van het Mercatorplein staat te koop.